Vivera wijkteams

In november 2015 zijn de Vivera wijkteams in Zwijndrecht van start gegaan. De wijkteams beogen de sociale samenhang tussen de inwoners van Zwijndrecht te vergroten en de participatie en zelfredzaamheid van de inwoners te versterken. Het wijkteam is hierin de herkenbare laagdrempelige toegang tot informatie, advies, ondersteuning en activering.

Sinds de aanvang van de wijkteams zijn deze tussentijds tweemaal versterkt met tijdelijke impulsen van respectievelijk twee fte en drie fte.

Deze effectmeting, die in opdracht van de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Zwijndrecht is uitgevoerd door het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD), geeft antwoord op de vraag wat de inzet van tijdelijke extra menskracht nu heeft opgeleverd. Vervolgens wordt op basis van deze resultaten een advies gegeven over de doorontwikkeling van de Vivera wijkteams in Zwijndrecht.

Conclusies en aanbevelingen

De huidige formatie van de wijkteams, inclusief de fte’s van de tijdelijke impulsen, is net toereikend voor het oppakken, doorverwijzen en warm overdragen van casussen. De wijkteams zijn laagdrempelig, werken integraal en zijn verbonden met de voor hen relevante partners. Er zijn geen wachtlijsten en er is een begin gemaakt met het versterken van de sociale infrastructuur door het steeds meer inzetten van vrijwilligers, het ondersteunen van mantelzorgers en verwijzen naar welzijnsorganisaties als buurthuizen.

De impulsen hebben op zes punten impact gehad op het werk van de wijkteams. Ten eerste de case-load: de toename aan caseload blijkt niet duidelijk uit de registratiecijfers, maar we weten uit de gesprekken dat wachtlijsten zijn voorkomen. Daarnaast weten we dat Zwijndrecht een relatief 'zwakkere' bevolking heeft en dus meer ondersteuningsvragen zal stellen. Ten tweede de complexere casuïstiek: uit de gesprekken blijkt dat de complexiteit van de casuïstiek waar de wijkteams mee te maken hebben toeneemt. Uit de studie Sociale wijkteams opnieuw uitgelicht van MOVISIE blijkt dat dit een landelijk voorkomend fenomeen is. Ten derde contact met partners opbouwen: uit de evaluatie blijkt dat de wijkteams hebben ingezet op leggen van contact met partners en daar goed in zijn geslaagd. Partners geven aan de wijkteams op te zoeken en over casuïstiek af te stemmen. Deze ontwikkeling blijkt ook uit het CEO; meer klanten van de wijkteams komen daar via een doorverwijzing door partners.

Ten vierde aanvullende expertise: de inzet en resultaten van de expert mantelzorgondersteuning worden specifiek genoemd. Dit komt overeen met de opdracht van de extra-impuls. GGZ-expertise zat ook in de opdracht extra-impuls, maar wordt in het onderzoek juist genoemd als behoefte. Ten vijfde deskundigheidsbevordering en meer integraal gaan werken: dit blijkt uit de positieve feedback van partners op de kwaliteit van de Vivera wijkteams. Ten slotte wordt tijd geïnvesteerd in reflecteren, leren en beter worden als team en als professional. Het outreachend werken en het versterken van een preventief netwerk in de wijk zat in de opdracht extra-impuls, maar de wijkteams hebben dit nog niet kunnen oppakken. Uit het eerder genoemde onderzoek van MOVISIE blijkt dat 60 procent van de 179 responderende gemeenten niet toekomt aan deze laatst genoemde taken.

De wijkteams zijn op veel plaatsen in Zwijndrecht aanwezig, er zijn 7 inlooppunten en 7 dagdelen per week wordt er spreekuur gehouden. De wijkteams zijn goed telefonisch bereikbaar en de wijkteamleden gaan regelmatig op huisbezoek bij inwoners. Er zijn echter een aantal inlooppunten en spreekuren die zeer matig worden bezocht.

De wijkteams worden geacht te werken volgens de nieuwe werkwijze (laagdrempelig, integraal, wijkgericht, proactief en preventief). Veel elementen van deze werkwijze worden inmiddels toegepast, behalve het proactief en preventief opereren, zoals wij hiervoor al opmerkten. Een veelbelovend aspect van de nieuwe werkwijze is het convenant preventie huisuitzettingen dat de wijkteams uitvoeren in samenwerking met woningcorporaties in de gemeente Zwijndrecht. Door dit convenant kunnen de wijkteams in een vroeg stadium cliënten helpen en zo voorkomen dat de problematiek escaleert. Het convenant is echter maar één aspect in het spectrum van preventieve en proactieve elementen in de nieuwe werkwijze. Het zijn nog steeds in de regel de inwoners die naar de wijkteams toekomen en niet andersom.

De Vivera wijkteams werken met steeds meer organisaties samen, al zijn er wel verschillen per wijk. Wijkteamleden hebben verschillende professionele achtergronden, trekken samen op als dat nodig is, werken integraal en komen gemakkelijker dan voorheen achter de voordeur van inwoners. Een casus wordt breed beschouwd en opgepakt met één casusregisseur voor een klant of een gezin.

Op basis van de analyse in dit rapport hebben we in hoofdstuk 6 een viertal aanbevelingen uitgewerkt. De eerste aanbeveling betreft het verbeteren van de registratie door de wijkteams en de afstemming tussen gemeente en de wijkteams over wat er zoal geregistreerd zou moeten worden. De tweede suggestie heeft betrekking op de formatie van, en de specialismen in, de wijkteams. De huidige formatie zou naar onze indruk gehandhaafd moeten blijven, inclusief de door de zorgverzekering gefinancierde wijkverpleegkundige en liefst worden uitgebreid met een GGZ-professional. Tevens bevelen we aan om voor het wijkgericht werken met de SDD in gesprek te gaan om de frontoffice van de SDD ook in de wijken te beleggen. Het derde aandachtpunt gaat over de fysieke presentie van de wijkteams. Deze zou meer gecentraliseerd kunnen worden zodat de wijkteams effectiever kunnen opereren. Ten vierde plaatsen wij de opgave preventief werken en vroeg-signaleren in de landelijke en regionale context als een ontwikkelpunt.

Wat leert de confrontatie van twee jaar praktijkervaring en 5 extra tijdelijke fte's met de veronderstellingen van de effecten van de impulsen over wat wijkteams wel en niet (kunnen) doen? De veronderstelling dat de extra impulsen de wachtlijsten zouden verhelpen klopt. Voor de tweede veronderstelling geldt dat nog niet; de wijkteams komen slechts in beperkte mate toe aan outreachend werken en vroeg-signalering, en het versterken van de sociale infrastructuur en sociale samenhang. De veronderstelling dat nu zichtbaar het beroep op zwaardere zorg afneemt is op basis van deze evaluatie alleen indirect te duiden.